Boeren tot ongeveer 1800.

Het boerenbedrijf was een gemengd bedrijf. De hoger gelegen arme zandgronden (“apengrond”) werden gebruikt als akker. Op de heide hielden de boeren schapen. Akker, heide en schapen vormden een gesloten systeem. Schapen hielden de heide kort en leverden samen met de koeien via de potstal de nodige mest voor de akker. Zo ontstonden de engen. De Naarder-eng bij Huizen is een van de gaafst bewaarde voorbeelden ervan. De boeren verbouwden er rogge, haver, aardappels, knollen en voederbieten. Koeien liet men grazen op de natte graslanden van de meenten, vooral voor de mest, maar in toenemende mate ook voor de melk.

Het boerenbedrijf op de schrale zandgrond en de natte meenten betekende hard werken voor een karige opbrengst. Met deelname aan de afspraken van alle Gooise boeren t.b.v. het gemeenschappelijk beheer van de gronden, bevorderden ook de Huizers hun overlevingskansen en efficiënt gebruik van de grond. De “schaarrechten” om de koeien op de weilanden te laten grazen waren aanvankelijk verbonden aan het bezit van een boerderij; later werd dit een persoonlijk recht. Toen de toepassing van kunstmest een feit werd, raakte het boerenbedrijf in het arme Gooi achterop. De import van goedkoop Amerikaans graan deed de rest. De boeren begonnen hun akkers te beplanten met eiken-hakhout ten behoeve van schors en brandhout.

De boerderijen waren van meet af aan woon- en bedrijfsruimte in één; het woongedeelte werd pas later onderscheiden van de stal en de opslag. De Huizer boerderijen hebben, net als elders in het Gooi en Midden-Nederland, een rechthoekig grondplan, lage zijgevels (de noordzijde lager dan de zuidzijde), een steil zadeldak, rietgedekt of –later- pannengedekt. Ze behoren tot zg. (drie-beukige) hallehuis-boerderijen, met ankerbalkgebinten en slietenzolder (voor de opslag van akkeropbrengst). De woning voor, de deel daarachter in het zg middenlangsdeel. De grote deel- of baanderdeuren zaten vroeger achter, maar –toen de hoeveelheid hooi te groot werd- steeds in de zuid-zijgevel. Soms kan het woongedeelte uitgebouwd zijn tot een T-huis (enige restant in Huizen: Visserstraat 9b en 9c) of een Kruk-huis (zie het 17e eeuwse Krukhuis met trapgevel aan de Achterbaan).

 

Veel boerderijen hebben een makelaar in de top van de gevel. Vanaf de 19e eeuw werd het hooi van de maatlanden niet meer achter in de deel, maar in aparte hooibergen opgeslagen. Huizen had een korenmolen, van het type standerdmolen, op de Molenberg bij de Visserstraat. (Ooit was er nog een molen, nl die van Dirk Auxzyen, buiten het Oude Dorp, aan de Nieuwe Bussummerweg; deze werd om strategische redenen door de Spanjaarden gesloopt).

Geef een reactie