Vissers, vanaf 17e eeuw. 

Al lang voordat de Huizer haven was aangelegd vormde de visserij een belangrijke bron van inkomsten in Huizen. In 1752 riepen de staten van Holland en West Vriesland een verordening uit dat alle gevangen vis op de visafslag in een van de besloten steden moest worden verhandeld, bijvoorbeeld in Monnickendam. De Huizers hadden hier grote bezwaren tegen. De vis was veel te lang onderweg en zou bederven.Dus ontdoken zij de maatregel. In die tijd lagen de vissersschuiten voor anker op de rede voor Huizen, een zandbank van 600 tot 700 ellenbreed. Met paard en wagen werd de vis gelost over een weg in het water. Bij storm was dat heel gevaarlijk. In de eerste helft van de negentiende eeuw vonden er een paar ernstige ongelukken plaats. ’s Winters zaten de schepen vast in het ijs. In het jaar 1808 vergingen er zoveel schepen, dat er 24 stoffelijke overschotten van vissers lagen opgebaard in de Grote Kerk van Naarden.

Omstreeks 1850 werd de zandbank steeds kleiner en de weg ernaar toe steeds smaller. Huizen telde inmiddels 100 botters. Een haven was noodzakelijk. Het plan werd door Gedeputeerde Staten goedgekeurd; Stad en Lande stond 8 hectare grond af. De kosten werden gedeeld door het Rijk (f 24.000), de gemeente en de provincie (ieder f 12.000). Rijke Huizer ingezetenen droegen f 60.000 bij en er werd een obligatielening uitgeschreven van f 25.000. Toen het geld bij elkaar was kon de firma Swets aan de gang gaan. De Huizer haven werd op 7 oktober 1854 feestelijk geopend.

De bloeiperiode van de Zuiderzeevisserij lag tussen 1875 en 1903. De opkomst van de visserij als bron van inkomsten had vooral te maken met de afsluiting van de haven in Naarden bij de aanleg van de nieuwe vestingwerken. Hierdoor verviel het monopolie van Naarden op het zg stapelrecht en kwam er ruimte voor legale visserij in Huizen. In de loop van de 19de eeuw nam het aantal vissers zeer sterk toe, vooral na de aanleg van de haven (1854). De vissers vestigden zich met name in het noord-oostelijke gedeelte van het Oude Dorp, de “vissersbuurten” in typische vissershuizen.

Vanaf 1903 ging het bergafwaarts met de visserij. Het einde werd ingeluid door de watersnoodramp van 1916 en bezegeld met de afsluiting van de Zuiderzee in 1932. Waar de Urker, de Volendammer en de Spakenburger bleven proberen te vissen, had de Huizer intussen de bui allang zien hangen en zijn roer omgegooid.

Intussen had deze periode invloed op de boerderijen. Huizers die vissers werden kregen delen van boerderijen om in te leven: deze werden gaandeweg verbouwd en opgedeeld in kleinere eenheden. Echte vissershuizen, die voor dit doel zijn gebouwd, zijn nog te vinden op de Noorderweg (17,19 en 21) en aan de Visserstraat (96,98). Deze hebben net zoals de hallehuis-boerderijen een rechthoekig grondplan en een zadeldak met twee gelijkbenige daken, maar zijn veel kleiner en eenvoudiger, want ze hadden geen bedrijf aan huis. Veelal zijn de vissershuizen ‘twee onder een kap’- huizen. Visrokerijen waren er in deze periode natuurlijk vele. Die welke nu het restaurant de “Haven van Huizen” vormen zijn als gebouwen een duidelijke herinnering aan die functie tijdens de visserijperiode. De Rookerij in de Verbindingsweg die nog zo heet dateert van 1940; zij laat boven op het dak nog een serie schoorstenen zien waaraan je van verre de rokerijen kon herkennen.

Voor een uitgebreidere geschiedenis van de Huizer Haven kun je terecht op de website van de Huizer Botters.

Geef een reactie